
Sonsbeek ‘52 kan wat betreft de organisatie en de doelstelling beschouwd worden als een herhaling van de eerste goedbezochte sonsbeek-tentoonstelling. In tegenstelling tot de allereerste sonsbeek, waarbij driekwart van de beelden afkomstig was van Nederlandse kunstenaars, is er dit keer meer aandacht voor het werk van de Franse meesters Auguste Rodin, Artistide Maillol, Charles Despiau en Antoine Bourdelle.
Als gevolg hiervan komt de nadruk te liggen op het neoclassicisme en wordt bovendien de hegemonie van deze beeldhouwers bevestigd. Toch exposeren ook enkele contemporaine, enigszins avant-gardistische kunstenaars hun werk, zoals de Italiaanse Marino Marini (Ruiterstandbeeld) en de Fransman Jean Arp (Preadamitische tors). Hoewel hun sculpturen een traditioneel onderwerp hadden en van brons waren gemaakt, neigen ze veel meer naar abstractie. Hierdoor contrasteerden ze met de neoclassicistische sculpturen. Er was echter misschien maar één werk te zien dat voor die tijd daadwerkelijk vernieuwend genoemd mag worden: Beweegbare plastiek van de Amerikaan Alexander Calder.
Onder andere de volgende kunstenaars presenteerden werk tijdens sonsbeek ‘52: Antoine Bourdelle, Aristide Maillol, August Rodin, Ossip Zadkine, Henry Moore, Alexander Calder, Carel Visser, Constant Permeke, Marino Marini, Marcello Mascherini, Luciano Minguzzi, Jean Arp.